Pas op 1 juli 1863 stopt Nederland, als een van de laatste landen, met de slavernij en komen de slaven vrij. Daarmee kwam er eindelijk een einde aan één van de zwartste bladzijden uit de Nederlandse geschiedenis. De rede dat Nederland pas zo laat de slavernij heeft afgeschaft, heb ik niet echt kunnen vinden. Ik vermoed dat de late Industriële Revolutie een oorzaak zou kunnen zijn. Die kwam in Engeland al veel eerder op, de machines konden nu het werk doen van de slaven. Nog een andere reden: Nederland was niet rijk. Hun enige inkomsten kwamen van de slavenhandel en de handel van de producten van de plantages. Als zij dus de slavernij zouden afschaffen, zouden ze grotendeels failliet gaan. Bovendien hadden ze ook geen geld om de slaveneigenaren een vergoeding te betalen. Dus besloten ze om nog even door te gaan. Uiteindelijk kregen de eigenaars van de slaven toch nog ƒ300 per slaaf als vergoeding. Bovendien moesten de slaven nog tien jaar doorwerken op de plantages, maar gelukkig kregen ze hier wel betaald voor. Na deze tien jaar werden er contractarbeiders gehaald uit China, Brits-Indie en Java. Op het plaatje hieronder zie je de aankomst van deze contractarbeiders in Suriname.
Tegenwoordig
is 1 juli een grote feestdag, vooral in Suriname en de Nederlandse-Antillen. De
dag ervoor wordt er ’s avonds om 20:00 twee minuten stilte gehouden. Iedereen
is op dat moment in een rouw stemming. Maar de volgende dag is het een groot
feest! Het feest is bekend als Keti-koti, wat letterlijk betekent ‘het
verbreken van de ketenen’. De slaven werden namelijk tijdens de slavernij
geboeid met kettingen, maar bij de afschaffing van de slavernij werden deze
kettingen gebroken.